Een voorbeeld amateur archeologe uit het verleden

We zijn bezig om alle stukken, vondsten en verhalen te verzamelen die te maken hebben met de omgeving van het Eiland van Maurik. De belangrijkste vondsten zijn gedaan in de periode 1972-1975. Na aanleiding van een lezing die ik gaf bij de ,,Dag van het aardewerk” bij de VU in Nijmegen, werd ik benaderd door Jan van Wijk, die in het depot, de vondsten gedaan door Lotte Delfin aan het uitwerken is.
Een mooie kans om misschien in haar collectie ook nog voorwerpen en aanwijzingen te vinden
Lotte Delfin is vanaf het begin betrokken geweest bij de Historische Kring Kesteren. Ze was woonachtig in Elst(bij Rhenen), ging met haar scooter over de pont, had altijd een troffel in haar handtasje en heel veel zakjes. Met name in de periode 1967-1973 ging ze alleen op pad. Over de Rijn werd zij aangeduid als het “scherven vrouwtje”. In de Betuwe was ze een bekende voor heel veel boeren. Wist waar zij over sprak en wilde de kennis delen. Het principe van haar was, dat alles naar de ROB, moest. Dus als je voorwerpen mee naar huis neemt, zorgvuldig schoonmaken en een melding doen(de zogenaamde meldingsplicht).
In een interview in de Arnhemse courant, 25-6-1983, gaf ze van zichzelf het volgende karikatuur: “als je met een aantal andere amateurs de grond loopt af te speuren denken de omstanders dat we een stelletje uit een gesticht zijn en ik moederoverste ben”.
Hier kan ik op aansluiten. De vondsten bij het Eiland van Maurik werden gedaan, doordat door baggerwerkzaamheden veel Romeins materiaal naar boven kwam. Met een groep waren we dan stort aan het zeven. Eigenlijk wilden we geen pottenkijkers. Als er mensen van de camping naar ons toekwamen, riep zij: “jongens nog even doorgaan met spijkers op laagwater zoeken”. Als de campinggasten zich uit de voeten maakten, was er grote hilariteit.
Lotte genoot van dit soort middagen met onze veldwerk groep. Er was indertijd al een beetje een strijd tussen de Historische Kring Kesteren en de AWN afd 15, toen was de naam Midden- en West Betuwe en de Bommelerwaard. Bij de AWN geldt dat vondsten tijdens het zoeken in verenigingsverband niet naar prive collecties mogen gaan en na uitwerken naar het depot gaan. De HKK had een eigen depot, trots op de vondsten, Arend Datema was onder geen beding bereid om die af te staan aan de AWN.
Lotte heeft nog een tijd in het bestuur van de AWN gezeten, maar de tegenstellingen waren te groot. Uiteindelijk is de HKK uitgetreden uit het bestuur van de AWN afd.15. Dit was in 1995.

De HKK was echt veranderd, de eerste actieve zoekers(Datema, de Kleuver, van Dam) waren in ruste. Lotte heeft zich toen aangesloten bij de oudheidkamer Rhenen(zelfs nog gedurende een groot aantal jaren bestuurslid geweest).
In 1987 heeft ze haar “prive” collectie overgedragen aan de ROB. Het betreft met name vondsten gedaan in de periode 1967-1973, in de Betuwe en omgeving Elst-Rhenen.
Het gaat in totaal om 32 kratten. In haar actieve tijd, was het niet gebruikelijk om rapporten te schrijven of vondsten in Archis te melden. Zij had wel goed bijgehouden waar wat was gevonden en goed opgeborgen.Tevens heeft ze enkele honderden meldingen gedaan aan de ROB(zie voorbeeld). Deze meldingen bevatten heel veel informatie. Echter bleek dat een groot deel van deze meldingen niet naar de ROB waren gegaan, maar naar de HKK. Iedere melding bevat,kaart nummer(39 A tot en met G), coordinaat van de vindplaats, nummer van de melding, beschrijving vondst of constateringen. Na overleg hebben we besloten om al deze informatie samen te voegen, zodat we de meeste vondsten kunnen thuisbrengen. Grote klus. Deze klus is bijna afgerond. Conclusies, Lotte wist al in de jaren 60-70 dat het belang van goede registratie in de archeologie cruciaal is. Tevens dat je met grondeigenaren moet kunnen omgaan. Vriendelijk woord, doortastend zijn en kennis delen, je vondsten laten zien aan de grondeigenaar. Meestal komt die spontaan met aanvullende informatie.
Eigenlijk, dezelfde wijze waarop onze Peter Bos ook bezig is met de opzet van onze veldwerkgroep(aardewerk, metaaldetectie, grondsporen). Heeft echt aansluiting met het professionele veld. Komend jaar gaat hij met de veldwerkgroep naar de locaties die door Lotte zijn vastgelegd. Tevens registratie van haar vondsten in de nationale database. Daardoor komt het voor iedereen beschikbaar. Past volledig in haar en onze huidige zienswijze.


Mede door haar aantekeningen hebben we nu definitief kunnen vaststellen, waar “Het Rozeveld” heeft gelegen. Namelijk op het terrein van Wimpie van Dee. Heel veel vondsten zijn gedaan toen de stallen werden uitgegraven. Een paar jaar geleden ben ik op bezoek geweest bij Jan en Jannie de Kleuver, de vraag gesteld waar de naam Rozeveld vandaan kwam? Het was namelijk geen oude perceelsnaam. Dit kwam bij Lotte vandaan, als ze daar aan het zoeken was, hing er volgens haar een roze gloed over het veld, een beetje mistig. Dit past volledig bij het karakter van Lotte. Ze was behoudens archeologe, ook kunstenaares
De laatste opgraving waaraan zij heeft meegedaan is in 1983 geweest, bij de Veerwei in Rhenen.
Lotte heeft een grote bijdrage geleverd aan de amateur archeologie en is hiervoor in 1983 onderscheiden met de zilveren Anjer(onderscheiding van het voormalige Prins Bernhard fonds). Op 29 september 2014 is zij op 96 jarige leeftijd in Veenendaal overleden.
Zij past volledig in het rijtje van belangrijke mensen in de archeologie van de Betuwe. Dominee Helding, Geurt Jan Brenkman, Arend Datema, Jan de Kleuver, Jan Buys en Jaap van Dam.
