-60 tot 500 (Romeinse Tijd)

In de periode van -60 tot 500, bekend als de Romeinse Tijd, speelden er belangrijke gebeurtenissen af in de Betuwe, die het gebied en de lokale gemeenschappen sterk beïnvloedden. Deze periode markeert de komst en heerschappij van de Romeinen in de regio, wat resulteerde in aanzienlijke veranderingen op politiek, sociaal, economisch en cultureel gebied.

Rond het jaar 50 voor Christus begonnen de Romeinen hun veroveringstochten op het Europese vasteland en breidden hun rijk uit tot de Lage Landen, inclusief de Betuwe. Ze vestigden militaire kampen en bouwden strategische wegen om de controle over het gebied te behouden en handelsroutes te vergemakkelijken. De bekende Limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, liep langs de Rijn en omvatte delen van de Betuwe.

De Romeinse aanwezigheid bracht een geleidelijke romanisering met zich mee. De lokale bevolking werd beïnvloed door de Romeinse cultuur, taal en levensstijl. Romeinse steden, zoals Nijmegen (Noviomagus) en Tiel (Tilium), ontstonden als administratieve en handelscentra. De Betuwe profiteerde van de intensivering van de landbouw, de introductie van nieuwe gewassen en technieken, en de ontwikkeling van handelsnetwerken.

Daarnaast speelde de Betuwe een rol in de Romeinse militaire strategie. Vanwege de strategische ligging langs de Rijn werden er versterkingen en forten gebouwd om de noordelijke grens te beschermen. Deze forten, zoals in de buurt van Batenburg (Nigrum Pullum), waren cruciaal voor de verdediging en controle van de regio.

De Romeinse Tijd in de Betuwe bracht echter ook uitdagingen met zich mee. De regio werd getroffen door conflicten en opstanden, zoals de Bataafse Opstand in 69-70 na Christus. Lokale stammen, zoals de Bataven, speelden een belangrijke rol in deze opstand tegen de Romeinse overheersing.

In de 4e en 5e eeuw begon het Romeinse Rijk te verzwakken en trokken de Romeinse troepen zich geleidelijk terug uit de Lage Landen, waaronder de Betuwe. Dit opende de weg voor de komst van andere volkeren, zoals de Franken, die het gebied zouden domineren en de overgang naar de vroege middeleeuwen zouden markeren.