AWN Afdeling 15 – Regio West- en Midden Betuwe en Bommelerwaard
In de periode van 500 tot 1000, ook wel bekend als de Vroege Middeleeuwen, onderging de Betuwe, net als de rest van Europa, belangrijke veranderingen na de val van het West-Romeinse Rijk. Hoewel gedetailleerde informatie soms schaars is, kunnen we enkele kenmerkende aspecten van deze periode in de Betuwe beschrijven.
Een van de meest opvallende gebeurtenissen in de Betuwe tijdens de Vroege Middeleeuwen was de verspreiding van het christendom. Met de kerstening van de regio werden er kerken en kloosters gesticht. Monniken speelden een belangrijke rol bij het verspreiden van het geloof en het bewaren van kennis. Deze religieuze instellingen waren vaak centra van leren en cultuur, waar manuscripten werden gekopieerd en kunst werd geproduceerd.
Tijdens deze periode ontstonden er ook verschillende heerlijkheden en graafschappen in de Betuwe. Lokale edellieden, zoals graven en heren, oefenden politieke en juridische macht uit over hun gebieden. Ze bouwden versterkte woonplaatsen, kastelen genaamd, om hun positie te versterken en zichzelf te verdedigen tegen externe dreigingen.
Economisch gezien bleef landbouw de belangrijkste activiteit in de Betuwe. Boeren verbouwden gewassen zoals tarwe, gerst en peulvruchten en hielden vee, waaronder schapen, koeien en varkens. Handel en ambachtelijke activiteiten begonnen echter ook langzaam te herleven. De rivieren, zoals de Rijn en de Waal, fungeerden als belangrijke handelsroutes, waarbij goederen werden vervoerd en uitgewisseld met andere regio’s.
Het landschap van de Betuwe onderging ook enkele veranderingen tijdens deze periode. De rivieren werden beter beheerd met de aanleg van dijken en de ontginning van moerassen. Dit vergemakkelijkte landbouwpraktijken en de bewoonbaarheid van het gebied.